Water is van levensbelang. Dat weet iedereen. Maar dat de inmiddels 63-jarige Hans Pereboom uit Paasloo al 25 jaar niet zonder het ‘besturen van water’ kan, is minder bekend. In de afgelopen kwart eeuw gebeurde er heel wat in het waterbeheer van Noordwest Overijssel. Hans Pereboom had er ‘bemoeienis mee’. Die zetten we ter ere van zijn 25-jarig jubileum als waterschapsbestuurder eens op een rijtje. Dijkgraaf Dirk-Siert Schoonman bracht de jubilaris op zijn verjaardag de waterschapspenning van de Unie van Waterschappen als blijk van waardering voor zijn jarenlange inzet voor waterbeheer. 
 

Hans Pereboom krijgt waterschapspenning overhandigt door dijkgraaf Dirk-Siert Schoonman
Hans Pereboom krijgt waterschapspenning overhandigt door dijkgraaf Dirk-Siert Schoonman.

Zonder water geen Pereboom; een diepte interview 

Hans Pereboom werd in 1995 gevraagd om zich vanuit de regio namens LTO beschikbaar te stellen voor een stemlijst. Ter toelichting zegt Hans: “Het was destijds een gekozen zetel. In een district konden t.b.v. waterschapsverkiezingen eigenaren van grond in een bepaald district op kandidaten stemmen. Pas later kwamen op verzoek van ingezetenen (de categorie inwoners in het gebied) er zogenaamde zetels voor de categorie ongebouwd zoals we die nu nog kennen”. 

Waarom vroegen ze juist jou?

Hans: “De directe aanleiding was onze kritiek op een rapport dat was gemaakt ten behoeve van de fusie voor de oprichting van het nieuw te fuseren waterschap Wold en Wieden. Wel lang over het verzoek nagedacht. We waren toen al druk met ons eigen loon- en akkerbouwbedrijf waarmee we in 1980 zelfstandig begonnen. Het bedrijf groeide en ik had echt geen moeite om mijn tijd in te vullen. Maar ja, mijn vader was altijd al een enthousiast DB-lid in het waterschap Vollenhove. Daar komt bij dat ik vanuit de contacten met de agrariërs het belang van goed waterbeheer kende. Trouwens ook voor mijn eigen bedrijf. In de jaren kregen we ook veel schade door wateroverlast en, ook toen al, deden we droogtestudies met stagiaires van het Hogeschool Leeuwarden. Nee, zeggen was dus eigenlijk geen optie en dus werd ik in 1995 waterschapsbestuurder in het waterschap Wold en Wieden”.

Wat zit er nog vers in je geheugen uit de afgelopen 25 jaar?

“Er is in de afgelopen kwart eeuw ontzettende veel gebeurd in ons waterrijke gebied. Het hoogwater van 1995 raakte ons zelf niet. Wel werden we als LTO betrokken bij de opvang in de IJsselhallen van geëvacueerde koeien uit de Betuwe. Dit bracht veel hectiek met zich mee, allerlei logistieke uitdagingen kwamen er toen op ons af’. De wateroverlast van 1998 die werd veroorzaakt door hevige regenval, raakte ons gebied veel meer. Als voorzitter van LTO-IJsselham werd ik, op verzoek van de burgemeester, lid van het crisisteam van de gemeente IJsselham. Het ging toen om evacuatie van een boerderij omdat er een kade zou overstromen. Ik herinner me dat we op een vrijdagmiddag zo’n 450 vrijwilligers hebben ingezet”. 

Close-up van de waterschapspenning van Hans Pereboom
De waterschapspenning van Hans Pereboom.

Het nieuwe waterschap Reest en Wieden ontstond in 2000. Water werd nog belangrijker?

“Het werd voor het eerst een integraal waterschap, dus inclusief waterkwaliteit en rioolwaterzuiveringen. Ja, waterbeleid kreeg, zeker ook landelijk, veel meer aandacht. Er werd gestart met de Europese Kaderrichtlijn Water en ook moesten we een begin maken met de uitwerking van het zogenaamde Waterbeleid voor de 21e eeuw. In ons gebied betekende dat de voorbereidingen voor het aanleggen van grootschalige waterbergingen zoals Panjerd-Veeningen en Engelgaarde. Dit kwam voort uit de wateroverlast van 1998. Ook weet ik nog goed hoe we met vele partijen om de tafel moesten om het ‘Natuurinrichtingsproject West-Overijssel’ van de grond te krijgen. Het is gelukt om 3 miljoen m3 (1 m3=1.000 liter) waterberging met natuurontwikkeling te combineren. Er was heel wat duwwerk bij nodig”.

En toen nog groter?

“Ja, fusies tussen waterschappen kwamen er in de afgelopen jaren vaak voorbij. Dat wil niet zeggen dat er altijd kon worden doorgepakt. Soms was nog groter echt een stap te ver, op dat moment. Maar in 2016 kwam het tot een fusie tussen Reest en Wieden en Groot Salland. Het nieuwe Waterschap Drents Overijsselse Delta werd qua oppervlakte, na het Wettterskip, het grootste van Nederland. Het werd er voor mij zeker niet rustiger van. Integendeel”. 

Wat kwam er als DB-lid dan allemaal voorbij?

“We namen het gemaal Zedemuden over van Rijkswaterstaat. Het gemaal staat in Zwartsluis. Alleen het gemaal IJmuiden heeft een grotere pompcapaciteit. In het gemaal Zedemuden staan 3 pompen met een waaierdiameter van 3,6 meter en een totale pompcapaciteit van 124 m3 per seconde. Dit houdt in dat het gemaal in één minuut 7.440 m3 water kan verpompen: de inhoud van drie Olympische zwembaden. Het dateert uit 1973 en pompt in perioden van veel neerslag water vanuit het Meppelerdiep in het Zwarte Water”.

“Ook de overdracht van het peilbeheer van de Drentse kanalen is voor mij een belangrijke mijlpaal. Het markeert een lange tijd van overleg. En er werden verder nogal wat ‘Landinrichtingen’ afgerond waarvoor we zelf initiatiefnemer waren geweest. Ik had ze destijds gestart als LTO-voorzitter”. 

“Nog maar kort geleden hebben we het 100-jarige jubileum van gemaal Stroink gevierd. Echt prachtig hoe we als waterschappers in staat zijn om zo’n belangrijk gemaal zo lang op een moderne manier werkend in stand te houden. Het gemaal voert het teveel aan water af naar het Vollenhovermeer. En dankzij de waterinlaat bij dit gemaal zorgt het waterschap er sinds 1997 ook voor, dat het watertekort in droge perioden vanuit dit meer wordt aangevuld”.

Nog actieve herinneringen aan het fusieproces tot WDODelta?

“Ja, zeker. Samen met Hans de Jong (toen DB-lid van Groot Salland) hebben we een vloeiende overgang in bestuurlijke zin gerealiseerd. Van twee Dagelijks besturen naar één. Na een jaar moesten we nog een keer vanwege de waterschapsverkiezingen. Dit kom je niet vaak tegen. Best complexe processen. We werden gewaarschuwd; zorg dat je het eerste jaar doorkomt. Dat was inderdaad niet gemakkelijk. Daar moet je door heen. Ik heb het idee dat het aardig is gelukt. Soms erger je je. Soms denk je ‘ja ze hebben het gesnapt”.

Nog eyeopeners?

“Ja, dat kun je wel zeggen. De grootste uitdaging bleek voor mij direct na het samengaan het verschil in het karakter van mensen. Drenten zijn anders dan collega’s uit NW-Overijssel. En zonder de cultuur-socioloog te willen zijn; Sallanders zijn nog weer andere mensen. Ook de focus van organisaties verschilt, ondanks dat het beide waterschappen zijn. Bij Reest en Wieden was er vooral aandacht voor het watersysteem, voor het Waterschap Groot Salland draaide het vooral om sterke waterkeringen. In de loop van de tijd kwam de vraag ‘Hoe behoud je de juiste mensen en voorkomen we verzanden in wantrouwen. Nu is er nauwelijks meer discussie. In het begin is dat best ingewikkeld. Als iemand het gebied niet helemaal kent, is het lastig om de juiste waarde van een proces te kunnen inschatten. Mij helpt ter plaatse te gaan kijken. Dat is in het begin wel lastig. De blauwe ogen van een (dagelijks) bestuurder zijn niet voldoende. Zeker niet in een nieuwe organisatie. Daar komt bij dat we het algemeen bestuur van ons waterschap constant op de hoogte houden zodat we samen ook de juiste besluiten kunnen nemen”.

“Het juiste besluiten. Bijvoorbeeld in de processen ‘beleidsharmonisatie en waterschapszorg’. Beide pasten mooi in mijn portefeuille. Een uitdaging om ze op te starten en te zorgen voor een heldere uitgangspuntennotitie. Blij dat we hier niet te lang mee hebben gewacht. En dat er een goede opdracht voor de organisatie uit voortkwam. Keer op keer ben ik in de afgelopen jaren aangenaam verrast door de goede samenwerking met de ambtelijke organisatie. Dit geldt ook bij onze zogenaamde WaterOpmaat-projecten (WOM). Al vele jaren voeren we in dit programma projecten uit. Het is de bedoeling om in 2027 klaar te zijn. Bewust hebben we gekozen voor structuur en er voor gezorgd dat de buitenwereld ook de inhoud kent. Dat we met WOM-projecten streven naar het voorkomen van wateroverlast en  proberen droogteschade te beperken. Deze integrale benadering hebben we in NW-Overijssel altijd nagestreefd, ook sinds fusies in Drenthe. Hiervoor bestaat waardering, dat merk ik”. 

“Toch wil ik graag ook zeggen dat ik me er van bewust ben dat ik waterschapsbestuurder mocht zijn omdat ik van anderen hiervoor het vertrouwen krijg en kreeg. Het is gestoeld op vertrouwen. En daar ben ik dankbaar voor. Vertrouwen leidde o.a. tot mijn rol in het Zoetwaterprogramma Oost-Nederland. Voor de werkprogramma’s kwam vanuit het Rijk medefinanciering. Los van het belang voor ons gebied is het ook gewoon leuk bestuurlijk werk om hierin een rol te spelen. Je komt met heel veel mensen in contact”.

Hoe kijkt de buitenwereld naar Hans Pereboom?

De jubilaris typeert zich zelf: “Als we wat afspreken dat er wat gaat gebeuren, dan gebeurt dat ook. Als je wat met elkaar afspreekt dan moet je die afspraken ook nakomen. Ook vinden ze mij waarschijnlijk wel wat eigenwijs. Maar als ze mij benaderen, dan heb ik eerst een afwachtende houding om me te verdiepen. Maar respons komt er”. 

Komt je eigen beeld overeen met het beeld van de buitenwereld?

Lachend, Hans: “Als het om onderhandelen gaat, hebben ze aan mij een geduchte tegenstander. Het gaat niet om de eigen aardigheid alleen”.

Wat komt er de komende jaren op ons af?

"Eigenlijk te veel om op te noemen en misschien ook wel om allemaal aan te pakken. Boerendossiers als Stikstof C02, bodemdaling en veenweide, biodiversiteit en klimaatverandering en alles wat daar bij speelt. We moeten ons hierbij wel bedenken dat soms anderen dan het waterschap In the Lead zijn. Daar moet je je dan wel op in stellen. Dat geldt wat mij betreft ook in onze rol in het stedelijk gebied en als we als waterschap worden gevraagd om mee te denken over de rol van water in de praktijk van Ruimtelijke ordening waar gemeenten beter wel of geen huizen kunnen bouwen”. 

Nog zorgen voor de komende 10 jaar?

“Nou ja, laat ik het aandachtspunten noemen; Dat waterschapsbestuurders zich de discipline op leggen om de kracht van het waterschap niet te grabbel gooien, om te breed taken willen uitvoeren. Niet op de stoel gaan zitten van provincie en gemeente, TBO, landbouworganisatie. Natuurlijk, we faciliteren wel heel veel, maar vanuit onze eigen taken. Tegelijkertijd is het echt verstandig dat we samen constant nadenken over de vraag of we nog op schema liggen t.b.v. de opgaven van klimaatverandering. Maar er moet meer gebeuren. Hoe ziet het vervolg van de KRW er na 2027 precies uit en wat doen we in de tussentijd? Genoeg te doen”.