Actualisatie richtlijn ‘bergingsopgave nieuwe ontwikkelingen’

Wat houdt de actualisatie in?

Op basis van de meest recente klimaatstatistieken is de maatgevende neerslaggebeurtenis T=100 voor de toetsing van een (nieuw) stedelijk gebied geactualiseerd naar 109 mm/24 uur. Dit resulteert in een actualisatie van de richtlijn stedelijke waterbergingen, ofwel bergingsopgave bij nieuwe ontwikkelingen, van 80 mm berging per m2 verhard oppervlak naar 92 mm per m2. 


Waarom deze actualisatie?

WDODelta is verantwoordelijk voor het regionaal watersysteem. Om wateroverlast- of te kort als gevolg van nieuwe ontwikkelingen te voorkomen geeft WDODelta initiatiefnemers richtlijnen mee. Dit doen we door het principe vasthouden-bergen-afvoeren te hanteren.  Eén van de richtlijnen om dit te borgen betreft het bergen van 80 mm waterschijf per m2 verhard oppervlak gebaseerd op de KNMI-klimaatscenario's van 2014. Het waterschap heeft beleid zich aan de laatst beschikbare klimaatstatistieken te houden. De meest recente klimaatstatistieken zijn de KNMI-klimaatscenario's van 2023. Op basis van deze nieuwe statistieken is de richtlijn aangepast.
 

Waarom hebben we de richtlijn?

Bij nieuwe ontwikkeling met een aanpassing van het verharde oppervlak geeft het waterschap richtlijnen mee in zijn wateradvies. Bij een toename van verhard oppervlak geeft het waterschap een bergingsopgave mee. Een toename van verhard oppervlak leidt vaak tot versnelde afvoer wat tot wateroverlast kan leiden. De aanleg van berging bij een toename van verhard oppervlak voorkomt de toename van versnelde afvoer. De richtlijn geeft concrete invulling aan beleidslijn vasthouden-bergen-afvoeren.  


Moet ik mij aan de richtlijn houden? 

Bij een ruimtelijke procedure (wijzigen omgevingsplan of BOPA) wordt een wateradvies gevraagd voor weging van het waterbelang. Het waterschap geeft regels, uitgangspunten en richtlijnen mee in haar wateradvies. De regels zijn bindend. Richtlijnen en uitgangspunten niet. Het niet opvolgen of uitwerken kan echter voor een negatief wateradvies zorgen. Opname van deze nieuwe norm in de waterschapsverordening is niet uitgesloten voor de toekomst. 
De omgevingswet heeft een zorgplicht waarbij “Eenieder draagt voldoende zorg voor de fysieke leefomgeving” en “Eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de fysieke leefomgeving, is verplicht: alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen”. Tevens geldt via Besluit Kwaliteit Leefomgeving (art. 5.37): “Bij het maken/wijzigen van een omgevingsplan (opvolger bestemmingsplan) moet de gemeente rekening houden met de gevolgen voor het beheer van het watersysteem.”
Het waterschap heeft concrete richtlijnen om een ruimtelijke ontwikkeling te realiseren die geen negatieve gevolgen voor het watersysteem en de omgeving creëert.

Hoe verhoudt de richtlijn zich tot het bredere hemelwaterbeleid? 

Het waterschap is bezig met een uitgebreid proces om het hemelwaterbeleid te actualiseren. Hierbij worden gemeenten betrokken. De bergingsrichtlijn is hier één onderdeel van. Actualisatie van de bergingsrichtlijn is echter dringend benodigd gezien het veranderd klimaat. Het aanpassen van de richtlijn is geen beleidswijziging, maar een continuering van het beleidsuitgangspunt ‘wij werken met de laatste klimaatstatistieken’. Actualisatie van de richtlijn is gelijktijdig mogelijk met het proces van hemelwaterbeleid.  


Moet de berekening van de benodigde waterberging gebaseerd zijn op de toename van het verhard oppervlak, of op het totaal aanwezige verharde oppervlak in de eindsituatie van de ontwikkeling? 

De berekening van de benodigde waterberging wordt gebaseerd op de toename van het verhard oppervlak. 
De maatregel (compensatie) staat direct in verhouding tot de actie (uitbreiding verharding) van de ontwikkelaar.  Daarnaast wordt aangenomen dat bestaand oppervlak bij de NBW-toetsing (de toetsing van het watersysteem aan de normen voor regionale wateroverlast, zoals vastgelegd in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)) meegenomen is in de bestaande regionale afvoer. 
Ontwikkeling moet hydrologisch neutraal zijn of leiden tot een verbetering van de situatie. Bij bestaande knelpunten is altijd maatwerk nodig.  
De aanpak van de waterhuishoudkundige knelpunten van bestaande verharding vraagt om een aparte, meer gebiedsgerichte strategie en mogelijk publieke investeringen, en kan niet volledig worden afgewenteld op individuele herontwikkelingsprojecten via de compensatieregeling. 


Is het wenselijk een ondergrens te hanteren voor de toename van verhard oppervlak waarboven de specifieke compensatieplicht geëist wordt en zo ja, hoe hoog moet deze drempel zijn (500 m²)?  

Ja, er wordt een ondergrens van 500 m² toename van verhard oppervlak gehanteerd. Zie stroomdiagram. 

Dit is minder ingewikkeld en beter uitlegbaar dan het huidige stroomdiagram en grenswaardes die hierin gesteld zijn. Het hanteren van een ondergrens voorkomt dat er te veel tijd gaat zitten in het beoordelen van kleine ruimtelijke plannen die weinig effect hebben op het regionaal systeem. Daarnaast resulteert het in efficiënte toetsingen en landelijk passen veel waterschappen een ondergrens toe. Ruimtelijke ontwikkelingen waarbij de toename van het verhard oppervlak < 500 m2 is wordt compensatie niet geëist, maar geadviseerd.  


Hoe wordt de richtlijn berekend? 

In Tabel 1 zijn de uitgangspunten op een rij gezet. Een nadere uitleg is te vinden in bijlage 4 

Neerslagstatistiek

Nieuwe statistiek (Stowa rapport 2024 – 37)

KlimaatscenarioScenario M, zichtjaar 2100
Afvoer (l/s/ha) T=10,8
Afvoer (l/s/ha) T=1001,6
Maatgevende buiduur (uur)24
Totale neerslaghoeveelheid (mm)109
Afvoer via oppervlaktewater (mm)14
Berging dak/straat/etc (mm)3
Benodigde berging (mm)92

Tabel 1: Overzicht van hoeveelheden en benodigde berging

Is deze richtlijn altijd van toepassing? 

Nee, de richtlijn is genuanceerder. Zo is er een verschil in het type nieuwe ontwikkelingen; herstructureringen, rood voor rood, nieuwbouw, grote of kleine toenames, landelijk of bebouwd gebied, etc. De 92 mm per m2 verhard oppervlak is een concrete richtlijn bij ruimtelijke plannen om de bergingsopgave te realiseren zonder modelmatig te hoeven rekenen. Er is altijd maatwerk mogelijk waarbij in ieder geval aangetoond moet worden dat de 109 mm/ 24 uur niet leidt tot een toegenomen afvoer. Dit geeft ruimte voor initiatiefnemer ‘hoe’ zij een toename van afvoer gaat voorkomen. Het basisuitgangspunt is echter altijd hetzelfde: we voorkomen toename van afvoer en afwenteling op het regionaal watersysteem door aanleg van berging en gebruiken daarbij de maatgevende bui voor het regionaal watersysteem (T=100, 24-uur).
In het wateradvies (en overleg daaromtrent) wordt uitgebreid meegegeven wat van toepassing is en welk maatwerk mogelijk is.


Wat is het verschil tussen deze richtlijn en de richtlijnen voor hevige stresstestbuien, het verschil tussen lange en korte buien?

In het kader van toenemende extreme buien zijn gemeenten en waterschap bezig met stresstesten. Hierbij worden ook richtlijnen en buien gebruikt. Dit zijn echter verschillende buien. Hier duiden we het verschil. 
De bergingsrichtlijn van 92 mm per m2 verhard oppervlak is gebaseerd op een T=100, een lange 24 uurs bui. De maatgevende bui voor het regionaal watersysteem waar het waterschap deels eigenaar en bevoegd gezag voor is. De bergingsopgave dient om de afvoer naar het regionaal systeem bij de maatgevende situatie binnen de bandbreedte te houden waarop het is gedimensioneerd en afwenteling bij een lange bui op de directe omgeving te voorkomen. 
De korte 60/70 mm in 1 of 2 uur buien bij een stresstest zijn extreme buien die lokaal binnen bebouwd gebied veel wateroverlast kunnen veroorzaken. Dit is een groter wordend probleem waar ook maatregelen voor genomen dienen te worden, omdat de riolering hier simpelweg niet voor ontworpen is. Maar heeft niet met het regionaal watersysteem te maken. 
Langere en korte buien zijn dus beide van belang, maar dienen gebruikt te worden voor verschillende situaties. Bij een ontwikkeling dient rekening te worden gehouden met beide buien. 
Het waterschap ziet vanuit haar rol primair toe op het voorkomen van toegenomen afvoer naar het regionaal systeem wat voorkomt bij een lange duur. 
Veelal ziet de gemeente toe op het voorkomen van lokale overlast in bebouwd gebied door korte buien en stelt daarvoor richtlijnen op.


Hoe verhoudt de opgave zich tot afkoppelen?

Bij afkoppelen in bestaand stedelijk gebied is geen sprake van een toename of afname van verhard oppervlak. Voorliggende richtlijn geldt voor een toename van verhard oppervlak en is daarmee niet gerelateerd aan afkoppelen. 
Wel komt het voor dat afkoppelen soms toegepast wordt in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ook vraagt afkoppelen soms om een toename van de bergingscapaciteit. Beide bergingsopgaven hebben een andere oorsprong die bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen soms samen opgepakt kunnen worden.  


Moet deze ondergrens uniform gelden voor zowel stedelijk als landelijk gebied, of is differentiatie wenselijk? En is de omvang van het plangebied relevant voor de toepasbaarheid?  

Ja, er wordt geen onderscheid gemaakt tussen stedelijk en landelijk gebied. De omvang van het plangebied is niet relevant voor de toepasbaarheid. 
Een uniforme grens van 500 m² is helder, eenvoudig te communiceren en administratief het makkelijkst uitvoerbaar.

Documenten

Geactualiseerd Document: BIJLAGE 4 Richtlijnen stedelijke waterberging bij nieuwe ontwikkelingen (actualisatie 2025) 
Geactualiseerd Stroomdiagram: opgenomen in Hydrologisch handboek & uitgangspuntennotitie Wateradvies WDOD